evalueren werkw. Uitspraak: [ evalyˈwerə(n) ] Afbreekpatroon: eva·lu·e·ren Vervoegingen: evalueerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geëvalueerd (volt.deelw.) een situatie achteraf beoordelen Synoniemen: beoordelen keuren 
1) Ontwikkelen 2) Nabeschouwen 3) Nabespreken 4) Napraten 5) Beoordelen 6) Begroten 7) Achteraf beoordelen 8) Schatten 9) Waardeschatting 10) Keuren 11) Taxeren 
schatten
Het vaststellen van kwalitatieve of kwantitatieve waarde of belang.
achteraf bespreken hoe taken zijn uitgevoerd
Het achteraf beoordelen van iets op zijn waarde of belang.
rechtswetenschap: beoordeling bijv. van een psychiatrisch rapport over de verdachte. ...
na afloop bespreken wat iedereen ervan vond vb: we moeten de gang van zaken goed evalueren
Achteraf beoordelen van een proces op de resultaten en de gang van zaken ervan, en daaruit conclusies trekken voor soortgelijke processen in de toekomst (lessons learned).
Evalueren is nabespreken: wat is er goed gegaan, wat fout? Hoe kan iets beter? Soms wordt dat ook tussentijds gedaan. [basiswoordenlijst groep 8]
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] waarderen