uitstaan werkw. Uitspraak: [ 'œytstan ] Afbreekpatroon: uit·staan Vervoegingen: stond uit (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft uitgestaan (volt.deelw.) 1) iemand niet kunnen uitstaan (een erge hekel aan iemand hebben) 2) doodsangsten uitstaan (ontzettend bang zijn) 3) niets uit te staan hebben... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/uitstaan
het meemaken en uithouden vb: ik kan al die drukte niet uitstaan Synoniemen: doorstaan verdragen verduren velen op een rekening staan zodat je rente ontvangt vb: hoeveel geld heb je uitstaan bij die bank? Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=uitstaan
•nog niet geïnd of ingevorderd . •"iemand-iets niet kunnen ~": een grote hekel aan iemand-iets hebben •tweede betekenisomschrijving. •enz. Gevonden op https://nl.wiktionary.org/wiki/uitstaan
uitdr.: Voorbeeld: ‘uitstaans maken met iemand’ met iemand te maken hebben, contact hebben met, omgang - Voorbeeld: ‘Tegenover Clotielde wist hij niet hoe zich te gedragen; met haar had hij nooit enig uitstaans gemaakt’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0023.php