vasthechten werkw. Uitspraak: [ 'vɑsthɛxtə(n) ] Afbreekpatroon: vast·hech·ten Vervoegingen: hechtte vast (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft vastgehecht (volt.deelw.)
iets aan iets anders vastmaken Voorbeeld: 'twee bladen papier met nietjes aan elkaar vasthechten' Synoniemen: aanhechten bevestigen hechten lijmen opplakken vastlijme...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/vasthechten
1) Aanbakken 2) Aanhaken 3) Aanhechten 4) Aankleven 5) Aanlijmen 6) Aannaaien 7) Aanplakken 8) Aanslaan 9) Accrocheren 10) Bevestigen 11) Binden 12) Haken 13) Klitten 14) Lassen 15) Lijmen 16) Nieten 17) Opplakken 18) Plakken 19) Prikken 20) Spelden 21) Spijkeren 22) Vastlijmen 23) Vastplakken 24) Verankeren
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Vasthechten/1
1) Aanhechten 2) Aankleven 3) Accrocheren 4) Bevestigen 5) Fixeren 6) Haken 7) Hechten 8) Lassen 9) Lijmen 10) Nieten 11) Opplakken 12) Plakken 13) Spelden 14) Spijkeren 15) Vastlijmen 16) Vastplakken 17) Wortelen
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Vasthechten/1
Geen exacte overeenkomst gevonden.
