vernederen werkw. Uitspraak: [ vərˈnedərə(n) ] Afbreekpatroon: ver·ne·de·ren Vervoegingen: vernederde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft vernederd (volt.deelw.) iemand zó behandelen dat hij of zij zich minder voelt dan jij Voorbeeld: 'Door zoveel minachting voelde zij zich vernederd.' Synoniem: kleineren Synoniemen: beledigen e...
1) Avileren 2) Beledigen 3) Deemoedigen 4) Ergeren 5) Kastijden 6) Kleineren 7) Krenken 8) Omlaaghalen 9) Smaden 10) Verachten 11) Verdeemoedigen 12) Verlagen 13) Verontmoedigen 14) Verootmoedigen 1) Beledigen 2) Deemoedigen 3) Ergeren 4) Humiliëren 5) Kastijden 6) Kleineren 7) Krenken 8) Omlaaghalen 9) Oneer aandoen 10) Smaden 11) Smalen 12) Verachten 13) Verdeemoedigen 14) Verlagen 15) Verontmoedigen 16) Verootmoedigen 17) Vertrappen 
krenken, met geringschatting behandelen