vitten werkw. Uitspraak: [ 'vɪtə(n) ] Afbreekpatroon: vit·ten Vervoegingen: vitte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gevit (volt.deelw.) voortdurend kritiek hebben op iemand over onbelangrijke zaken Voorbeeld: 'vitten op iemand' Synoniemen: afkatten bedillen haarkloven hakken muggeziften 4 definities...
1) Aanmerkingen maken 2) Afkatten 3) Bedillen 4) Bedilzucht 5) Chicaneren 6) Constant afkammen 7) Distelen 8) Haarkloven 9) Hakken 10) Hakketakken 11) Hakketeren 12) Haktakken 13) Houwen 14) Kibbelen 15) Kleingeestig aanmerkingen maken 16) Kleingeestig bedillen 17) Kritiseren 18) Muggenziften 19) Ziften 1) Bedillen 2) Haarkloven 3) Hakken 4) Hakketakken 5) Hakketeren 6) Katten 7) Kibbelen 8) Letterziften 9) Muggenziften 10) Ziften 
muggenziften (toon de herkomst via de etymologiebank)
[Vergeten woorden] (zw. -te) 1) samenbinden, samenvoegen
kleingeestige aanmerkingen maken