I vogelen werkw. Afbreekpatroon: vo·ge·len Verbuigingen: vogelde Vervoegingen: gevogeld (volt.deelw.) 1) (inf.) geslachtsgemeenschap hebben 2) het voor hobby bekijken en determineren van vogels II vogelen zelfst.naamw. Afbreekpatroon: vo·ge·len vogels, ''archaïsch meervoud van'' vogel Voorbeeld: 'En het ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/vogelen