schorten werkw. Verbuigingen: schortte Verbuigingen: geschort 1) omhoog trekken, korter maken 2) 'schorten aan': tekortkomen, ontbreken Zie ook: schort Bron: WikiWoordenboek . Synoniemen: mankeren schelen 
1) Schelen 2) Hinderen 3) Verschuiven 4) Haperen 5) Falen 6) Ontbreken 7) Mankeren 
ontbreken
Kledingstukken die ter bescherming, soms ook louter decoratief worden gedragen over bovenkledingstukken. Bedekken meestal de voorkant van het lichaam en sluiten om het middel met banden, kunnen echter ook een borststuk of schouderbanden hebben.
ontbreken (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [onpr] "~ aan": tekortkomen, ontbreken. • tweede betekenisomschrijving • enz.
ontbreken
het roer met de roerlichter iets op heffen om het met de grondtakels vast te kunnen zetten. Verouderde term die niet specifiek voor de binnenvaart was. Schorten betekende in het algemeen al dingen als een klein eind op tillen en/of buiten werking stellen.
mankeren.