voordragen werkw. Uitspraak: [ 'vordraxə(n) ] Afbreekpatroon: voor·dra·gen Vervoegingen: droeg voor (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft voorgedragen (volt.deelw.) 1) (een lezing, gedicht enz.) voor een publiek uitspreken Voorbeeld: 'voordragen uit eigen werk' 2) kandidaat maken voor een functie Voorbeeld: 'Hij...
1) Aanbevelen 2) Aanraden 3) Declameren 4) Inbrengen 5) Kandideren 6) Lezen 7) Moduleren 8) Nomineren 9) Oplezen 10) Opsnijden 11) Opzeggen 12) Poneren 13) Reciteren 14) Refereren 1) Aanbevelen 2) Aanraden 3) Declameren 4) Inkleden 5) Kandideren 6) Lezen 7) Nomineren 8) Oplezen 9) Optreden 10) Opzeggen 11) Poneren 12) Reciteren 13) Refereren 14) Spreken 15) Toelichten 16) Uiteenzetten 17) Voorleggen 18) Voorstellen 
als kandidaat voorstellen vb: wij hebben mevrouw Fiselier voorgedragen als nieuwe voorzitter
als kandidaat voorstellen