de wandelschoen zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: wan·del·schoen Verbuigingen: wandelschoenen (meerv.) Verbuigingen: wandelschoentje (verkleinwoord) 1) schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken Voorbeeld: 'De juiste wandelschoen is een basisvereiste voor 'tredzekerheid' tijdens het wandelen.' 2)...
1) Schoeisel 2) Sportschoen 3) Trotteur 1) Stapper 2) Trotteur 
•schoeisel speciaal geschikt om grote wandelingen te maken . (+audio)