wankelen, bewegen, schudden - Voorbeeld: ‘Zij stond krom gebogen over de kuip en heur magere stokarmen plonsden in 't water om de besmeurde beetwortels schoon te wassen, daarboven wankelwaagde gedurig haar oud hoofd’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0025.php