het werktuig zelfst.naamw. Uitspraak: [ ˈwɛrktœyx ] Afbreekpatroon: werk·tuig Verbuigingen: werktuigen (meerv.) stuk gereedschap Synoniemen: apparaat gereedschap gereedschappen gerei handlanger handwerktuig instrument instrumenten ondergeschikte tuig werktuigen 6 definities...
1) Alaam 2) Apparaat 3) Eg 4) Gereedschap 5) Gereedschappen 6) Gerei 7) Handlanger 8) Handwerktuig 9) Instrument 10) Instrumenten 11) Lastang 12) Machine 13) Mechanisme 14) Ondergeschikte 15) Orgaan 16) Schijf 17) Schuurmachine 18) Tang 19) Toestel 20) Werktuigen 1) Ank 2) Bandzaag 3) Bankschroef 4) Beitel 5) Betonschaar 6) Bikhamer 7) Blaasbalg 8) Boeitang 9) Boor 10) Boorhamer 11) Boortol 12) Breekijzer 13) Buigtang 14) Bijl 15) Bijlhamer 16) Draadtang 17) Drevel 18) Drilboor 19) Eg 20) Egge 21) Els 22) Frees 23) Gereedschap 24) Grondboor 25) Guts 26) Hakbijl 
instrument (toon de herkomst via de etymologiebank)
•een stuk gereedschap om een taak eenvoudiger en-of lichter te maken.
instrument
1> een stoommachine of daarmee vergelijkbare constructie. In de negentiende eeuw lange tijd een gebruikelijke aanduiding voor een stoommachine ook wanneer deze voor de voortstuwing bedoelt is. Genoemd in Algemeen reglement van Policie voor het Zederikkanaal 1856 en in 'Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het ...
Stuk gereedschap.