de zeg zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: zegje (verkleinwoord) ''voornamelijk als verkleinwoord'' een uiting van wat men in een vergadering in te brengen heeft Voorbeeld: 'Nadat hij eindelijk zijn zegje gedaan had, ging men over tot het volgende punt.' . Spreekwoorden en zegswijzen • weet wat je zeg t, maar Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zeg
[Vergeten woorden] (m. zeggen), zegge 1) gevolgsman, man in het gevolg van een krijgsheer, ew. degen 2) man [~ zien, dat voorheen ‘volgen’ betekende]
Gevonden op https://taaldacht.nl/vergeten-woorden/
het zeggen, menigsuiting (VD B) - Voorbeeld: ‘'t Geen we gekregen hebben voor Pasen is geen aftel of kwijtschelding! is de algemene zeg te lande’ - Voorbeeld: ‘Met fijn gebak wilde zij er zich in bemoeien, - beweerde het best te weten, - er hare zeg en zegel over strijken’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0026.php