I de zeg zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: zegje 'voornamelijk als verkleinwoord' een uiting van wat men in een vergadering in te brengen heeft II zeg tussenwerpsel 1) inhoudsloze toevoeging om de rest van de mededeling extra te benadrukken, meestal helemaal aan het begin of juist helemaal aan het eind van de zin of uiting gepla... Gevonden op https://woorden.org/woord/zeg
het zeggen, menigsuiting (VD B) - Voorbeeld: ‘'t Geen we gekregen hebben voor Pasen is geen aftel of kwijtschelding! is de algemene zeg te lande’ - Voorbeeld: ‘Met fijn gebak wilde zij er zich in bemoeien, - beweerde het best te weten, - er hare zeg en zegel over strijken’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0026.php
[Vergeten woorden] (m. zeggen), zegge 1) gevolgsman, man in het gevolg van een krijgsheer, ew. degen 2) man [~ zien, dat voorheen ‘volgen’ betekende]
Gevonden op https://taaldacht.nl/vergeten-woorden/