zegenen werkw. Uitspraak: [ ˈzexənə(n) ] Afbreekpatroon: ze·ge·nen Vervoegingen: zegende (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezegend (volt.deelw.) de zegen geven Voorbeeld: 'De vader zegende zijn kinderen voor hun vertrek.' gezegend zijn met een goede gezondheid (in het gelukkige bezit zijn van een goede gezondheid) Synoniemen: be... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/zegenen
de gunst van God over iemand afroepen vb: de priester gaat nu de gelovigen zegenen hij is gezegend met een goede gezondheid [hij is zo gelukkig dat te bezitten] daar ben je mee gezegend! [het is vervelend daarmee opgescheept te zitten] Gevonden op http://www.muiswerk.nl/mowb/?word=zegenen
Het inwijden of heiligen met een heilige rite; ook het bidden om God`s gunsten voor iemand. Categorie: Functionele activiteiten > religieuze functies. Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10491