I zeven werkw. Uitspraak: [ ˈzevə(n) ] Afbreekpatroon: ze·ven Vervoegingen: zeefde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gezeefd (volt.deelw.) met een zeef grotere dingen scheiden van kleinere Voorbeelden: 'bloem zeven' , 'gezeefd zand' , 'goudkorrels zeven uit slib' II zeven telwoord Uitspraak: [ ˈzevə(n) ] Afbreekpatroon: ze·ven 
1) Aantal dagen van de week 2) Doorzijgen 3) Filteren 4) Filtreren 5) Getal 6) Horten 7) Magisch getal 8) Priemgetal 9) Schiften 10) Telwoord 11) Theezeefjes 12) Wannen 13) Ziften 14) Zuiveren 1) Cijfer 2) Doorzijgen 3) Filteren 4) Filtreren 5) Hepta 6) Passeren 7) Trijzelen 8) Uitziften 9) Wannen 10) Ziften 
7 (toon de herkomst via de etymologiebank)
getal dat na zes komt vb: hij heeft wel zeven kinderenhet door een zeef laten lopen vb: je moet het sap eerst zeven, dan zijn de klontjes eruitsymbool waarmee het getal 7 wordt voorgesteld vb: als je goed leert, moet je zeker een zeven voor dat vak kunnen halen
[I] met een zeef zuiveren [II] telwoord
telwoord
Gebruiksvoorwerpen of apparaten die worden gebruikt voor het vast- of tegenhouden van vaste stoffen of deeltjes terwijl een vloeistof erlangs loopt. Gebruik `vergieten` voor schaal- of kegelvormige pannen met geperforeerde of doorboorde kanten die worden gebruikt voor het uitdruipen of afgieten van voedsel.
Het getal zeven is al duizenden jaren een symbool van geluk.
Spreekwoorden: (1914) Zeven is een galg vol.
scheidingstechniek voor een suspensie of een mengsel van twee vaste stoffen met behulp van een zeef. Het berust op een verschil in korrelgrootte of vaste deeltjes in een vloeistof.