Zie ook:
ziek

zieken werkw. Uitspraak: [ 'zikə(n) ] Afbreekpatroon: zie·ken Vervoegingen: ziekte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geziekt (volt.deelw.)
op een vervelende manier de boel verstoren Voorbeelden: 'een klas ziekende pubers' , 'Ze is niet aardig, ze loopt altijd te zieken.' Synoniem: klieren Synoniemen: jennen pesten plagen sarren stan...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/zieken

1) Gracht in Den Haag 2) Jennen 3) Mekkeren 4) Pesten 5) Plagen 6) Sarren 7) Stangen 8) Tarten 9) Tergen 10) Treiteren 11) Uitdagen 12) Zeuren
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Zieken/1

1) Jennen 2) Pesten 3) Plagen 4) Sarren 5) Stangen 6) Tarten 7) Tergen 8) Treiteren 9) Uitdagen 10) Wegkwijnen 11) Zeuren
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Zieken/1
1) zich zo gedragen dat de sfeer bedorven wordt, bv. door de hele tijd vervelende opmerkingen over personen te maken of door humeurig af te geven op bepaalde toestanden
2) iemand op gemene wijze plagen; treiteren; sarren
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/zieken
[Vergeten woorden] (st. zook, heeft gezoken) ziek zijn [~ ziek, sukkelen]
Gevonden op
https://taaldacht.nl/vergeten-woorden/

Mensen die lijden aan een ziekte of aandoening.
Categorie: Personen > groepen mensen naar toestand of omstandigheid.
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10491
Geen exacte overeenkomst gevonden.