de aanslag zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈanslɑx ] Afbreekpatroon: aan·slag Verbuigingen: aanslagen (meerv.) 1) gewelddadige aanval Voorbeeld: 'een aanslag plegen op een politicus' een aanslag opeisen (zeggen dat je de aanslag gepleegd hebt) 2) keer dat je een toets indrukt Voorbeeld: 'een tiksnelheid van 200 aa...
1) Aanvallende daad 2) Het bedrag van de belasting 3) Heffing van belastingen 4) Gewelddadige actie 5) Aanzetting 6) Aanzetsel 7) Aanvalspoging 8) Belastingbiljet 9) Aanval 10) Aanslibbing 11) Aanslagbiljet 12) Aanranding 13) Wijze van aanslaan van toetsen 14) Vastgesteld bedrag aan belasting 15) Attentaat
Balkje aan een der zijkanten van de schuddebak, die doorloopt tot voorbij het staakijzer van de steenspil.
[I] aanval; het aanslaan [II] belastingaanslag
Aanslag kan verwijzen naar: [basiswoordenlijst groep 8]
constructie die een verdere beweging van een voorwerp onmogelijk maakt. Zie bij stootstoel .
De aanslag is het deel van de stijl en de dorpel , waartegen een draaiende deur of draaiend raam sluit.