de afloop zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ˈɑflop] Verbuigingen: af|lopen (meerv.) einde Voorbeelden: `een familiedrama met dodelijke afloop`, `Na afloop van de bijeenkomst, praatten we nog even na.`Synoniem: slot © Kernerman Dictionar...
1) Afwikkeling 2) Beëindiging 3) Besluit 4) Deel van een gebouw 5) Eind 6) Einde 7) End 8) Exitus 9) Expiratie 10) Gerinkel van de wekker 11) Gevolg 12) Helling 13) Het wegstromen 14) Ommekomst 15) Ontknoping 16) Resultaat 17) Slot 18) Uiteinde 19) Uitgang 20) Uitkomst 21) Uitslag 22) Verloop 23) Verstrijking 24) Vertrek 
•einde.
Uit `De lagere vaktalen: Taal van post-, telegraaf- en telefoonpersoneel` 1914 de afloop van een gesprek.
1> de tewaterlating. 2> de schuinte van de bouwhelling. Soms ook afschot genoemd. 3> het gedeelte van oevers en kusten dat bij de wisselingen van het getij afwisselend droog en nat wordt
het ten einde lopen van een bepaalde periode vb: na afloop van de feestelijkheden moest er opgeruimd worden