de badhanddoek zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'bɑthɑnduk ] Afbreekpatroon: bad·hand·doek Verbuigingen: badhanddoeken (meerv.) grote handdoek Voorbeeld: 'Met zijn tweeën liggen zonnen op één badhanddoek.' 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/badhanddoek