de beker zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ ˈbekər ] Afbreekpatroon: be·ker Verbuigingen: bekers (meerv.) 1) hoge, smalle kop zonder oor om uit te drinken Voorbeeld: 'een beker melk' de beker aan zich voorbij laten gaan (iets niet doen) 2) mooie, glimmende vaas die je wint bij een wedstrijd Voorbeeld: 'bekerfinale' ...
1) Mok 2) Kop 3) Kom 4) Bokaal 5) Kroes 6) Pul 7) Sportprijs 8) Sporttrofee 9) Pint 10) Picknickartikel 11) Nap 12) Wedstrijdprijs 13) Kelk 14) Competitieoverwinning 15) Trofee 16) Schenkkruik 17) Zinnebeeld van overwinning 18) Onderscheiding 19) Drinkartikel 20) Drinkbeker 21) Drinkgereedschap 22) Drinknap 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] den beker drinken; den last dragen, die ons opgelegd is. Zinspeling op Jezus' woorden. (Matth. XXVI, 39)
drinkgereedschap
drinkgerei (toon de herkomst via de etymologiebank)
•een cilindervormig voorwerp waaruit je kunt drinken. •trofee •beker •Nederlands
(muziekinstrument) Wijd uitlopende of bolvormige uiteinden die voorkomen op veel blaasinstrumenten met een open einde. (AAT-Ned)
drinkgereedschap; trofee
(prijs) Beker (prijs) is een grote versierde metalen drinkbus die wordt uitgereikt aan de winnaar van een sportcompetitie. [basiswoordenlijst groep 6]
Wijd uitlopende of bolvormige uiteinden die voorkomen op veel blaasinstrumenten met een open einde