de belt zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ bɛlt ] Verbuigingen: belten (meerv.) verhoging waar iets is opgehoopt, vooral afval Voorbeeld: 'vuilnisbelt' Synoniemen: afvalhoop stortplaats vuilnisbelt vuilnisberg vuilnishoop vuilstortplaats 
1) Judogordels 2) Kat 3) Hoop vuil 4) Hoop 5) Asbelt 6) Hoogte 7) Opgetaste hoop 8) Ashoop 9) Vuilnisbelt 10) Vuilnisberg 11) Afvalberg 12) Vaalt 13) Afvalplaats 14) Mestvaalt 15) Stortgelegenheid 16) Stortplaats 17) Mesthoop 18) Stortplaats voor afval 19) Stadsmestvaalt 20) Afvalhoop 21) Berg 22) Zelk 
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Amsterdams) heuvel, bepaald van as en vuilnis, vandaar de aschbelt en de vuilnisbelt, ook heet in den Gelderlandschen achterhoek een heuvel een belt, zoals de Koerbelt, ook belter: Wivenbelter.
Heuveltje
In plaatsnamen: een verhoging in het landschap
gordel, riem (toon de herkomst via de etymologiebank)
•stortplaats voor afval.
(Surinaams-Nederlands) broekriem, gordel; drijfriem