beogen werkw. Uitspraak: [ bəˈoxə(n) ] Afbreekpatroon: be·ogen Vervoegingen: beoogde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft beoogd (volt.deelw.) als doel hebben, proberen te bereiken Voorbeeld: 'De nieuwe verkeersregel beoogt een afname van het aantal ongelukken.' Synoniemen: aansturen op ambitie aspiratie azen bedoelen doel intentie o...
1) Als doel stellen 2) Ambitie 3) Aspiratie 4) Azen 5) Bedoelen 6) De bedoeling hebben 7) Doel 8) Doelen 9) Intenderen 10) Intentie 11) Ogen 12) Pogen 13) Proberen te bereiken 14) Streven 15) Streven naar 16) Tot doel hebben 17) Trachten 18) Trachten te bereiken 19) Van plan zijn 20) Viseren 21) Zich ten doel stellen 1) Ambitie 2) Aspiratie 3) Azen 4) Bedoelen 5) Doel 6) Doelen 7) Intenderen 8) Intentie 9) Menen 10) Nastreven 11) Pogen 12) Streven 13) Trachten 14) Viseren 15) Zoeken 
bedoelen (toon de herkomst via de etymologiebank)
het proberen te bereiken vb: wat beoog jij toch met al die vragen?
• [ov] "~ met": ergens een bepaald doel mee in ogen hebben.
op het oog hebben