bijt zelfst.naamw. (de) Verbuigingen: bijten (meerv.) Verbuigingen: bijtje (verkleinwoord) gat dat geslagen werd door een mens in het ijs van een bevroren wateroppervlak . Synoniemen: wak Spreekwoorden en zegswijzen • zijn eigen luizen bijt en hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen) • zich op de ...
1) Bik 2) Gat 3) Gat in het ijs 4) Gat in ijs 5) Gehakte opening in het ijs 6) Gevaarlijke plek op het ijs 7) In het ijs gemaakte opening 8) Lom 9) Neem een hap 10) Onbevroren gedeelte in ijsvlakte 11) Ongewenst gat 12) Open plek in het ijs 13) Open plek op tapijt 14) Open wak in ijs 15) Opening 16) Opening in het ijs 1) Wak 
in het ijs gehakte opening (toon de herkomst via de etymologiebank)
Een bijt is een gat in natuurijs dat wordt gemaakt door de mens. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door sportvissers of ijsduikers. In Rusland en Finland worden ook bijten gemaakt voor het ijszwemmen. In tegenstelling tot de situatie bij een wak zijn de randen sterk, omdat er normaal gesproken alleen een bijt wordt gemaakt in ijs dat dik genoeg i...
•gat dat geslagen werd door een mens in het ijs van een bevroren wateroppervlak.
gat in het ijs
[Bargoens, boeventaal] teleurstelling. Hij ging uit jatten (stelen) maar liep een bijt op. De grandige had een bijt. (De agent kwam bekaaid weg).