I blameren werkw. Afbreekpatroon: bla·me·ren Verbuigingen: blameerde Vervoegingen: geblameerd (volt.deelw.) te schande maken, onteren II blameren werkw. Afbreekpatroon: bla·me·ren Verbuigingen: blameerde zich Verbuigingen: heeft zich geblameerd in kwaden naam brengen Voorbeeld: 'Hij heeft zich daarmee danig geblameerd.' . Synoni... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/blameren