dagen werkw. Uitspraak: [ ˈdaxə(n) ] Afbreekpatroon: da·gen Vervoegingen: daagde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedaagd (volt.deelw.) 1) het begint me te dagen (ik begin het te begrijpen) 2) iemand voor de rechter dagen (iemand oproepen om voor de rechter te komen) Synoniemen: aanbreken aanbreken van de... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/dagen
1) Aanbreken 2) Aanbreken van de dag 3) Begrijpen 4) Dag worden 5) Daging 6) Dagvaarden 7) Delen van de week 8) Duidelijk worden 9) Etmalen 10) Gaan begrijpen 11) Gloren 12) Helder worden 13) In het verschiet liggen 14) Licht worden 15) Ontbieden 16) Oproepen 17) Verschijnen 18) Voor het gerecht ontbieden Gevonden op https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Dagen/1
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890](Het loopt op 't laatst der) (vgl. 2 Petr. III:3). Schertsend gezegd, om te kennen te geven, òf dat de tijd van iemands verblijf of voorbereiding haast voorbij is, òf dat er verschijnselen zijn, die op naderenden afloop wijzen. Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/beer004woor01_01/beer004woor01_01_0008.php