
de dubbeldipper zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: dub·bel·dip·per Verbuigingen: dubbeldippers (meerv.) Verbuigingen: dubbeldippertje (verkleinwoord)
iemand die een chipje, zoutje, snack of dergelijke gedipt heeft in een saus, vervolgens deze in zijn mond steekt en afhapt en vervolgens het restant opnieuw in de saus dipt Voorbeeld: 'Een ...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/dubbeldipper
Geen exacte overeenkomst gevonden.