fingeren werkw. Uitspraak: [ fɪŋ'xerə(n) ] Afbreekpatroon: fin·ge·ren Vervoegingen: fingeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefingeerd (volt.deelw.) als echt voorstellen door te doen alsof of te liegen Voorbeeld: 'vertrouwen opwekken door een gefingeerde kwaliteit' Synoniemen: : doen alsof, voorwenden Synoniemen: bedenken do...
1) Simuleren 2) Bedenken 3) Doen alsof 4) Verzinnen 5) Veinzen 6) Voorwenden 7) Verdichten 
verzinnen
Let op: Spelling van 1858 verzinnen, voorgeven. Gefingeerde munten, niet werkelijk bestaande munten, naar welke men rekent b.v. ponden vlaamsch, ponden sterling, enz. Gefingeerde rekening, vermoedelijke rekening
verzinnen, voorwenden (toon de herkomst via de etymologiebank)
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] versieren, bootsen?