flemen werkw. Uitspraak: [ 'flemə(n) ] Afbreekpatroon: fle·men Vervoegingen: fleemde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefleemd (volt.deelw.) complimenten maken die niet per se gemeend zijn Voorbeeld: 'Om haar zin te krijgen zat ze haar vader te flemen.' Synoniemen: : vleien, slijmen Synoniemen: flikflooien Gevonden op https://woorden.org/woord/flemen
iemand vleiend toespreken, met de bedoeling hem of haar tot iets te overhalen of om hem of haar gunstig te stemmen op vleierige toon zeggen Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/flemen
'Flemen' bij verschillende diersoorten is een bepaalde manier van ruiken, waarbij het dier zijn bovenlip omkrult, en vaak ook zijn nek uitstrekt. Gevonden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Flemen