fröbelen werkw. Uitspraak: [ 'frøbələ(n) ] Afbreekpatroon: frö·be·len Vervoegingen: fröbelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gefröbeld (volt.deelw.) 1) maken op een niet vakkundige manier Voorbeeld: 'zelfgemaakte kerskaarten in elkaar fröbelen' Synoniem: knutselen 2) doelloos dingen doen Voorbeeld: ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/fröbelen