geselen werkw. Uitspraak: [ 'xesələ(n) ] Afbreekpatroon: ge·se·len Vervoegingen: geselde (volt.deelw.) Vervoegingen: heeft gegeseld (volt.deelw.) 1) slaan met een zweep Voorbeeld: 'Diepgelovige christenen geselen zichzelf soms tot bloedens toe.' (nog) andere katten te geselen hebben ((nog) andere problemen moeten oplossen) ... Gevonden op https://woorden.org/woord/geselen