de gomma zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: gom·ma 1) lijm of stijfsel gemaakt met zetmeel van cassave Voorbeeld: 'Elke hoofddoek wordt met flink veel gomma gesteven, want hij moet plankhard worden.' 2) soort boom uit het geslacht die voorkomt in hoger gelegen delen van het Amazonegebied in Zuid-Amerika en benut wordt o... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/gomma