de hangar zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ hɑŋ'gar ] Afbreekpatroon: han·gar Verbuigingen: hangars (meerv.) gebouw dat groot genoeg is om er vliegtuigen in te produceren, te repareren of te parkeren Voorbeeld: 'De zweefvliegclub heeft een clubhuis en een hangar met werkplaats.' Gevonden op https://woorden.org/woord/hangar