
de huisdokter zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'hœyzdɔktər ] Verbuigingen: huisdokters (meerv.)
je vaste dokter Voorbeeld: 'De huisdokter schreef een zalfje voor.' Synoniem: huisarts
Gevonden op
https://woorden.org/woord/huisdokter

1) Arts 2) Huisarts
Gevonden op
https://mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Huisdokter/1

arts die na zijn diplomering als basisarts de opleiding in de huisartsengeneeskunde volgde en vanuit zijn brede, generalistische scholing algemene, niet-specialistische medische zorg verleent voor een relatief vast patiëntenbestand uit de plaatselijke bevolking; huisarts
Gevonden op
https://anw.ivdnt.org/article/huisdokter
Geen exacte overeenkomst gevonden.