kla·gen klaagde, h geklaagd 1 droefheid of pijn door geluiden of woorden te kennen geven 2 zijn misnoegen of ontevredenheid uiten
klagen werkw. Uitspraak: [ ˈklaxə(n) ] Afbreekpatroon: kla·gen Vervoegingen: klaagde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geklaagd (volt.deelw.) je ontevredenheid, pijn of verdriet uiten Voorbeelden: 'Ze klaagt over pijn in haar buik.' , 'Hij klaagt dat hij zo vaak alleen is.' , 'Hou op met je gezeur, je hebt helemaal geen reden tot k...
1) Beklag indienen 2) Bezwaar 3) Bezwaar maken 4) Bezwaar uiten 5) Bezwaren maken 6) Brommen 7) Een bezwaar indienen 8) Jammeren 9) Jammerend praten 10) Jammerlijk reclame maken 11) Jeremiëren 12) Jeuzelen 13) Kankeren 14) Kermen 15) Klacht indienen 16) Kniezen 17) Knorren 18) Kreunen 19) Kuimen 20) Lamenteren 1) Bezwaar 2) Brommen 3) Grief 4) Jammeren 5) Jeremiëren 6) Jeuzelen 7) Kankeren 8) Kermen 9) Kreunen 10) Kuimen 11) Lamenteren 12) Mekkeren 13) Mopperen 14) Morren 15) Murmureren 16) Peeuwen 17) Piepen 18) Pruttelen 19) Reclameren 20) Sakkeren 21) Steunen 22) Tobben 23) Treuren 24) Urmen 25) Verzuchten 
zeggen dat het niet goed is vb: ze klaagt al dagen over buikpijn
Als je ergens over klaagt, zeg je dat je het niet goed vindt. Je wilt dat er iets verandert.
• [inerg] ongenoegen uiten.
droefheid uiten