de lamel zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ laˈmɛl ] Afbreekpatroon: la·mel Verbuigingen: lamellen (meerv.) smalle, langwerpige strook Voorbeelden: 'lamellengordijn' , 'lamellenparket' Synoniemen: jaloezielat 
1) Jaloezielatje 2) Deel van een paddenstoelenhoed 3) Jaloezielat 4) Jalozielat 5) Deurplaatje 6) Plankje van een strokenvloer 7) Blaadje metaal 8) Plaatje van hout of metaal 9) Deel van een jaloezie 10) Metalen plaatje 11) Plaatje 12) Dunne gesteentelaag 13) Strook 14) Strook hout voorzien van messing 
smalle, dunne plaat van een of andere vaak vrij stevige stof die onder meer gebruikt wordt in zonwering; gordijnjaloezie; jaloezielat smal dun plaatje aan de onderkant van de hoed van een paddenstoel
dunne strook
In het algemeen een lichaam waarvan de lengte- en breedte-afmetingen groot zijn ten opzichte van de dikte. In de elektronica worden lamellen toegepast voor het samenstellen van de kernen van transformatoren en smoorspoelen, de zogenoemde blikpakketten. Lees ook Kern van een trafo.
Blaadje, plaatje, schijfje..
dunne strook (toon de herkomst via de etymologiebank)
Strook van een parketvloer.
dunne strook
Een lamel is een strip of een dun plaatje, bijvoorbeeld van een luxaflex zonwering of een cameralens. [basiswoordenlijst groep 5]
Kleine, dunne, buigzame plaatjes of reepjes metaal met verschillende toepassingsmogelijkheden; de plaatjes kunnen bijvoorbeeld in overlappende rijen worden vastgezet op een lederen of stoffen ondergrond om een wapenrusting te vormen; voorts kunnen zij als snoer dienen of worden gebruikt als de belangrijkste klinkende delen van een @lamellofoon