de logger zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'lɔxər ] Afbreekpatroon: log·ger Verbuigingen: loggers (meerv.) schip dat voor zeevisserij wordt gebruikt 
1) Kustvaarder 2) Vaartuig voor de visvangst 3) Visboot 4) Vaartuig 5) Vissersboot 6) Zeeschip 7) Vissersvaartuig 8) Historisch vaartuig 9) Zeevissersvaartuig 10) Boot 11) Kustvaartuig 12) Zeilschip voor kustvaart 13) Zeilschip 14) Zeilboot 
Def.: iemand-of apparaat die het logboek vult
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Logger``] Klein oorlogsvaartuig tot kustverdediging en als advysjagt gebezigd
vaartuig
Let op: Spelling van 1858 eene soort van schepen, welke snel zeilen, en in den oorlog gebruikt worden; ook een Fransch vaartuig met eenen platten bodem
vissersboot (toon de herkomst via de etymologiebank)
De 'logger' is van oorsprong een gezeild Frans houten zeevissersvaartuig dat in 1866 voor het eerst in Nederland werd geïntroduceerd. De Visserijwet van 1857 maakte een einde aan allerlei beperkingen aan de bouwwijze en het gebruik van schepen voor de haringvangst, die al eeuwenlang op dezelfde wijze werd uitgeoefend.
• [scheepvaart] een vissersschip, tegenwoordig met een motor aangedreven, dat vroeger een loggergetuigd zeilschip was.
Als vissersvaartuig voor de drijfnetvisserij werd de logger in Nederland ingevoerd in 1885. De eerste Nederlandse logger werd te Vlaardingen gebouwd in 1886 en had drie masten met gaffeltuig. De volgende logers voerden het tweemast kottertuig.De eerste stalen logger, gebouwd te Vlaardingen in 1890, had een rechte verticaal staande voorstewven met r...
vaartuig