neerploffen werkw. Uitspraak: [ 'nerplɔfə(n) ] Afbreekpatroon: neer·plof·fen Vervoegingen: plofte neer (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is neergeploft (volt.deelw.) (van iemand) plotseling gaan zitten of liggen Voorbeelden: 'Ze kwam binnen, groette niemand en plofte neer op de bank.' , 'Bekaf neergeploft op mijn bed. Wat een dag!' Syno... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/neerploffen