
1.op iets hebben, dragen Voorbeeld: ‘
In de bosseboom, struiken en tronken, in al wat blaren opheeft en groene staat, ligt een ei verdoken’ 2.van plan zijn (Te) Voorbeeld: ‘
Hij legde haar zijn gelegenheid uiteen: dat hij het ernstig meende met hare dochter en ophad er mede te trouwen’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.