opschrikken werkw. Uitspraak: [ 'ɔpsxrɪkə(n) ] Afbreekpatroon: op·schrik·ken Vervoegingen: schrikte op (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: is opgeschrikt (volt.deelw.) onverwacht schrikken waarbij je als gevolg van het angstgevoel een snelle en korte beweging maakt Voorbeeld: 'Ik had hem niet horen binnenkomen en schrok op toen hij opeen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/opschrikken