
I overspelen werkw. Uitspraak: [ 'ovərspelə(n) ] Afbreekpatroon: over·spe·len Vervoegingen: speelde over (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft overgespeeld (volt.deelw.) 1) (bij teamsport) de bal aan medespelers toespelen Voorbeeld: 'Voor jonge pupillen is overspelen het moeilijkste wat er is.' 2) opnieuw spelen
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/overspelen
Geen exacte overeenkomst gevonden.