overvaren werkw. Afbreekpatroon: over·va·ren Verbuigingen: overvoer Vervoegingen: overvaren (volt.deelw.) varend onder de voet lopen Voorbeeld: 'Het vlot met drenkelingen werd over overvaren door een mammoettanker.' . Synoniemen: overzetten 2 definities...
1) Aanvaren 2) Met een vaartuig naar de overkant brengen 3) Met een vaartuig overzetten 4) Overzetten 5) Per pont vervoeren 6) Rammen 1) Aanvaren 2) Overzetten 3) Rammen 
1) over iets heen varen of tegen iets aan varen, zodat dit beschadigd wordt en zinkt 2) varen boven iets dat zich onder water bevindt; over iets heen varen 3) naar de overkant varen 4) door de lucht over iets heen drijven
naar de overkant varen
1> met een schip over iets heen varen. 2> met een schip over het water van de ene naar de andere zijde gaan. Ook overtiegen, oversteken, overvoeren. 3> iets of iemand met een schip van de ene naar de andere zijde van een water brengen. Ook overzetten genoemd.