de Parijzenaar zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ pa'rɛizənar ] Afbreekpatroon: Pa·rij·ze·naar Verbuigingen: Parijzenaars (meerv.) de Parisienne zelfst.naamw. Uitspraak: [ pari'zjɛnə ] Afbreekpatroon: Pa·rij·ze·naar Verbuigingen: Parisiennes (meerv.) iemand die afkomstig is uit Parijs Voorbeeld: 'Parijzenaars gaan graag goed gekleed....
1) Bewoner van europese hoofdstad 2) Fransman 3) Inwoner van de franse hoofdstad 4) Inwoner van een europese hoofdstad 5) Inwoner van parijs 6) Parijs 7) Parisienne 1) Fransman 2) Parisien 3) Parijs 
iemand die afkomstig is uit Parijs; inwoner van Parijs