
pianospelen werkw. Afbreekpatroon: pi·a·no·spe·len Verbuigingen: speelde piano Vervoegingen: pianogespeeld (volt.deelw.)
muziek maken met een piano Voorbeeld: 'Hij speelt piano vanaf zijn achtste.' . Taaladvies Wat is correct: Ik heb gehoord dat hij niet wil pianospelen / geen piano wil spelen ? Zie pianospelen / piano spelen ...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/pianospelen
Geen exacte overeenkomst gevonden.