de pij zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ pɛi ] Verbuigingen: pijen (meerv.) lang gewaad dat gedragen wordt door monniken Voorbeeld: 'Alleen monniken van contemplatieve ordes dragen nog pijen.' Synoniem: habijt Synoniemen: habijt vermorsing verspilling 
1) Tabbaard 2) Kloosterkleed 3) Kloostergewaad 4) Priestergewaad 5) Monnikspij 6) Overkleed 7) Habijt 8) Kleed van kloosterling 9) Monnikskleed 10) Monniksgewaad 11) Monnikenkleed 12) Vermorsing 13) Verspilling 14) Monnikengewaad 15) Dagelijkse kleding voor monniken 16) Kledingstuk 17) Kledingstuk van een geestelijke 
kledingstuk van grove wollen stof (tegenwoordig vooral van monniken)
Habijt van monnik.
Lang bovenkleed van grove wollen stof dat door de leden van sommige kloosterorden wordt gedragen. 
[Bargoens, boeventaal] jas, demi-saison, ook wel mond. Halt de pij. (Houd den mond).
zie Habijt.
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen; maatregel binnen het jeugdstrafrecht als een ontwikkelingsstoornis heeft geleid tot het plegen van een misdrijf; voor die stoornis krijgt de jongere intensieve hulp en behandeling in een justitiële behandelinrichting om herhaling van het misdrijf te voorkomen
kledingstuk van grove wollen stof (tegenwoordig vooral van monniken)
Pij, gewaad of habijt, gedragen door de leden van een religieuze orde. Deze kleding is/was tevens een van de kenmerken van de orde. Tegenwoordig wordt veelal profane kleding gedragen, waarop het ordeteken of een kruisje is gespeld. Daarnaast wordt de 'oude' ordekleding wel op bijzondere gelegenheden gedragen