I de pluis zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ plœys ] Verbuigingen: pluizen (meerv.) kleine hoeveelheid haartjes, draadjes of stof Voorbeeld: 'Er zit een pluisje op je bloes.' II pluis bijv.naamw. Uitspraak: [ plœys ] Het is hier niet pluis. (het is hier niet veilig) Synoniemen: draadje in orde pluche Spreekwoorden en zegswijzen...
1) Rein 2) Zuiver 3) Wolvlokje 4) Wolvlok 5) Plukje stof 6) Draadje 7) Plukje wol 8) Vlokje 9) Kleine plukjes op stof 10) In orde 11) Vlokje stof 12) Vlos 13) Vezeltje 14) Veilig 15) Scheut van aardappelen 16) Nop 17) Vlok 18) Geplozen touw 19) Boot 20) Pluche 21) Geklopt touwwerk 22) Uitgerafeld touwwerk 
vlokje
in orde, betrouwbaar (toon de herkomst via de etymologiebank)
pluksel
uitgeplozen touw, dat voor het dichten van breeuwnaden gebruikt gaat worden. Volgens sommigen hetzelfde als harpluis of werk .