present bijv.naamw. Uitspraak: [ prə'zɛnt ] Afbreekpatroon: pre·sent als je er bij bent Voorbeelden: 'Om precies zeven uur's avonds was ik daar present.' , 'Ik sla twee keer over en daarna ben ik weer present.' Antoniem: afwezig Synoniem: aanwezig Synoniemen: aanwezig aardigheid bij cadeau geschenk kado presentje absent (antoniem) 
1) Tegenwoordig 2) Geschenk 3) Voorhanden 4) Bij 5) Schenking 6) Surprise 7) Dotatie 8) Presentje 9) Gave 10) Cadeau 11) Aanbieding 12) Om niet 13) Gift 14) Blijk van genegenheid 15) Aanwezig 16) Aardigheid 17) Aangeboden geschenk
aanwezig (toon de herkomst via de etymologiebank)
wie ergens is vb: alle bestuursleden waren present Synoniem: aanwezig Tegenstellingen: absent weg ervandoor
•aanwezig.
geschenk
aanwezig - Jaar van herkomst: 1281 (CG I 1, 595 )