puzzelen werkw. Uitspraak: [ 'pʏzələ(n) ] Afbreekpatroon: puz·ze·len Vervoegingen: puzzelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepuzzeld (volt.deelw.) 1) puzzels oplossen Voorbeeld: 'Hij houdt van puzzelen.' 2) ergens diep over nadenken om tot een oplossing te komen Voorbeeld: 'De oppositiepartijen zijn dru... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/puzzelen