
ratelen, rammelen (VD I) - Voorbeeld: ‘
De honden snokten, de kar rotelde voort’ - Voorbeeld: ‘
De teerlingen rotelden in 't houten bakje’ - Voorbeeld: ‘
Na 't eten, wanneer 't mannenvolk rond de heerd zat en 't vrouwvolk gedaan had met rotelen aan 't kateil, werd er wederom gekout over dezelfde dingen van gister’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0020.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.