de schoondochter zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ ˈsxondɔxtər ] Afbreekpatroon: schoon·doch·ter Verbuigingen: schoondochters (meerv.) vrouw met wie je kind getrouwd is 5 definities
1) Aangetrouwd familielid 2) Behuwddochter 3) Familielid 4) Kalle (volkstaal) 5) Snaar 6) Zoonsvrouw 1) Behuwddochter 
, behuwddochter, echtgenote van een zoon.
vrouw die de echtgenote is van de zoon van iemand; in het geval van een gelijkslachtig huwelijk: vrouw die de echtgenote is van de dochter van iemand
• [familie] de vrouw van een zoon of dochter.
behuwddochter
behuwddochter