stortregen, regen die met grote kracht neerslaat - Voorbeeld: ‘De wind woelde in 't hout dat 't kraakte en zoefde; ruisend speitte het slagwater in dikke stralen met wolken waterstof die voortzwiepten langs de grond en heel de luchtruimte met een dompige mist vervulden’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php