sterk bijv.naamw. Uitspraak: [ stɛrk ] 1) als je veel lichamelijke of geestelijke kracht hebt Voorbeelden: 'sterke armen hebben' , 'sterke zenuwen hebben' Antoniem: zwak Synoniem: krachtig sterk staan (door goede argumenten in een goede positie zijn) je sterk maken voor (erg je best doen voor (iets of iemand)) ik maak me sterk dat...
1) Niet fragiel 2) Onaangenaam smakend 3) Doordringend 4) Niet fragiel van structuur 5) Ongelooflijk 6) Geconcentreerd 7) Onvermoeibaar 8) Erg 9) Doortastend 10) Vast 11) Solide 12) Niet breekbaar 13) Gehard 14) Geweldig 15) Gespierd 16) Geducht 17) Vriendelijk 18) Gepeperd 19) Hevig 20) Gekruid 21) Gelooid 
wat veel kan verdragen vb: dat is een sterke pen
•beschikkend over kracht of vaardigheid. •een grote concentratie van iets bevattend. •zo opvallend dat het aan het ongelooflijke grenst.
krachtig
massief
De eigenschap van werkwoorden die het preteritium zonder suffix vormen, doch met verandering van de stamklinker, en waarvan het voltooid deelwoord op `-en` eindigt. 
met veel substantie.
Uit `De lagere vaktalen: De spinners-en weverstaal` 1914 pap gekookt van water en tarwenbloem.
Wordt gezegd van een wijn die duidelijk zeer veel alcohol heeft.
krachtig (toon de herkomst via de etymologiebank)
Voorvoegsel voor de beschrijving van een verzadigde kleur met een hoge intensiteit en een gemiddeld-lichte tot gemiddeld-donkere waarde